Vliegend venijn

Houtduif

Nietsvermoedend liep ik met de zware gieter in mijn hand de trap op naar het dakterras. De plantjes in de mini-moestuin stonden te verpieteren in de avondzon en snakten naar een verfrissend afzakkertje om de nacht in te gaan. Iemand tikte op het raam, ik keek om me heen en zag een flinke houtduif op zijn gemakje staan op het dakraam. Dat stond, uiteraard met dit weer, open en op de licht schuin aflopende ruit had hij een plekje gevonden om te rusten. Hoopte ik.

Nijdig met zijn klauwtjes tikkend op het glas liep hij heen en weer. En keek toen belangstellend naar binnen, richting de bergzolder. Oh nee! Voor mijn geestesoog verscheen een woest fladderende duif die in paniek tegen de dakplaten en balken botste terwijl ik in het wilde weg om me heen sloeg met een handdoek in de hoop hem richting het raam te jagen. Vogels in huis zorgen voor reflexmatige hartkloppingen, met een vage herinnering aan de kindertijd toen de poes een vogel meebracht en ik alleen in de kamer was. Vogels zijn lief, zolang ze klein zijn, nog leven en niet in huis komen.

Ik slingerde de gieter omhoog in de hoop dat het koude water de duif zou verjagen. Knijpers gooien was al geen briljant plan en ze eindigden, voorspelbaar, in de dakgoot, ruim naast en onder het inmiddels venijnig kijkende dier. Hij trippelde wat dichter naar het huis en ging naar binnen staan kijken. Ik kon niet zien of hij door de opening naar binnen kon met dat logge lijf, maar besloot in actie te komen, de trap af, de deur door, de trap op, de gang door, de trap op naar de zolder. Daar zat íe dan, naar binnen te koekeloeren. Zocht ‘ie iemand? Ik pakte de wasmand en bewoog die op zijn kant naar het raam, als een halve kooi. De duif fladderde halfslachtig op de buitenlucht in en het dakraam kon dicht. Gevaar afgewend.

Ga nou eens weg!

Net als eerst met de bijna in het bevochtingsbakje verdronken spitsmuis die zijn gevecht op leven en dood voortzette zijn in de bosjes, waarnaar ik elk half uur gingen kijken, voelde ik een bijna perverse aandrang om telkens op straat te gaan staan en te controleren of de vogel al weg was. Maar goed ook, want de duif zat achtereenvolgens met de vleugels gespreid schuin op het dak naast het raam, fladderde woest tegen het dichte raam, scheet erop en ging tot slot beteuterd onder het dak van de toren zitten, in elkaar gedoken met zijn venijnige dinosaurusogen onafgebroken gericht op het raam. Tegen middernacht zat hij daar nog, af en toe rillend met zijn dikke verenkleed, zijn blik inmiddels de andere kant op, richting de perenboom voor de deur.

Daar zit een wijfje al een tijd stilletjes op haar nest. Echtelijke ruzie?

Duif bij het raam

 

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Meer artikelen & berichten